Vanaf het moment dat ik een jaar of 8 was, we spreken over het jaar 1992, zat ik tijdens de Tour de France uren aan de televisie gekluisterd. Met name de bergetappes waren een must-see. In de Alpen waren het de klinkende namen van Alpe d’Huez, Galibier en Croix-de-Fer. Lange lopers, die soms toch venijnig pijnlijk konden zijn. Ook in de Pyreneen was het schitterend. Ruiger, vaak minder hoog, maar meer pijn voor de renners. Tourmalet. Mooier kon een naam niet zijn. De Portet d’Aspet staat ook voor altijd in mijn geheugen gegrift. Not for the right reason. Ik had een voorliefde voor die bergritten. Het speelde ook wel mee dat mijn jeugdheld, Richard Virenque, zich daar goed liet zien. Schitterende renner en een meesteroplichter in één. Maar waren ze dat niet allemaal? De alpencols kent bijna iedereen, maar de Pyreneeën zijn vaak onderbelicht. Daarom een mooi lijstje met 5x mythische cols in de Pyreneeën die je echt beklommen moet hebben

Door: Sander Kolsloot

1. Col du Tourmalet

Alleen vanwege de naam. Tourmalet. Het ligt zo lekker in de mond. De bijnaam ‘de verschikkelijke berg’ is ergens wel van toepassing. Het doet zo’n pijn aan de benen. Welke kant je ook kiest, ze zijn ongeveer even lang (17 om 18 kilometer), even steil (7,4%) maar de westkant is een stuk onregelmatiger. Die klim start vanuit Luz-Saint-Saveur en schommelt tussen de 4 en 7 % met uitschieters naar 12! Het is er ook vaak verschrikkelijk heet en je klimt naar 2115 meter hoogte.

Deze klim zat al 84 keer in de Tour en vele malen als aankomstplaats. In de afgelopen jaren was de klim enkel in 2020 en in 2017 afwezig in La Grande Boucle. En in 2020 zou de mytische berg in de Vuelta worden opgenomen maar door de toen geldende maatregelen rondom COVID-19 werd dat geschrapt. Eeuwig zonde. Mijn jeugdheld Virenque kwam twee keer (in 1993-1994) als winnaar boven. Ik hou van deze klim.

2. Col du Aubisque

Deze beklimming moet je een keer gedaan hebben. De top ligt niet al te hoog, met 1709 meter, maar het is wel bijna 20 kilometer stoempen aan 7%. Tenminste, als je de juiste kant omhoog rijdt (vanuit Lauruns). De andere variant is nog langer, maar minder uitdagend. Met nog 10 kilometer te gaan tot de top wordt dit een regelmatige klim, maar wel vrij steil.

Hier ligt ook een mooi stuk Nederlandse wielergeschiedenis. In het recente verleden stak Robert Gesink op de top de handjes in de lucht, tijdens de Vuelta van 2016. In de TOur moeten we wat verder terug, naar 1977 toen Hennie Kuiper hier zegevierde. Wat ik in mijn jeugd altijd meegekregen heb is de naam Wim van Est. Ooit stond ik met ‘m op de foto, vlak voor zijn dood, tijdens de Acht van Chaam. Hij droeg geen Pontiac, of tenminste dat heb ik niet gezien. Maar het verhaal van zijn val in de gele trui in het ravijn, dat is mij bijgebleven. En waar lag dat ravijn? Juist. Op de Aubisque (of naja, ernaast)

3. Col de Peyresourde

De Peyresourde vanuit Bagneres de Luchon is misschien wel dé klassieker in combinatie met de Tourmalet. Hij zit bijna jaarlijks in de Tour en iedereen die in 2016 voor de buis zat, weet nog dat Chris Froome hier winnend boven kwam. Al was het maar vanwege zijn aanval in de afdaling naar de klim toe. Supertuck en trappen! Ongekend. Nederlanders zie je niet vaak in de overwinnaarslijsten, maar toch was bergkoning Steven Rooks hier een keer de beste. Dat was wel in 1988.

Ideaal om deze te combineren met een bonusklim, de Superbagneres. Terug naar de Peyresourde. 14 kilometer aan 6,8% met uitschieters naar 12% zijn garantie voor pijn. Onregelmatigheid is hier het codewoord wat in het hoogteprofiel wel tot uitdrukking komt. Voordeel van deze klim: hij is niet zo heel hoog (1569meter op de top) en je hebt een schitterend uitzicht over de bergen om je heen. Daarnaast maakt de relatief lage top het mogelijk om al vroeg in het seizoen deze col te beklimmen. Check!

4. Hautacam

Soms moet je even je mond dichtdoen als je plaatjes van de Hautacam ziet. Wat een schitterende klim. Voor mij is er ook nog wel een andere herinnering. Want in 1996 was Bjarne Riis de revelatie van de Tour. Op Hautacam was ‘monsieur soixante’ zo sterk (we weten nu hoe dat kwam) dat hij een Armstrong move avant la lettre deed. Hij liet zich zakken in de kopgroep en poefte vervolgens iedereen naar huis. Riis had ook in een latere tour veel met Hautacam. Want toen Andy Schleck in 2008 net een seconde te kort kwam op Cadel Evans, zat Bjarne in de ploegleiders wagen van Team CSC (van Schleck).

De beklimming is zoals dat zo mooi heet ‘brutal’. 7,8% gemiddeld is geen wereldrecord, maar ook hier is de onregelmatigheid de boosdoener. In de eerste kilometers is het soms een verschil van 4 naar 10% en dan weer naar 7% en terug. Daar worden de gemiddelde klimmersbenen niet vrolijk van. De max is zelfs 13%. Not funny.

De klim zit nog niet zo heel lang in het tourcircus, maar door de nu al mythische aankomsten en door de zwaarte hoort ie echt thuis in deze lijst. En met winnaars als Nibali, Piepoli, Riis en Otxoa staan er ook wel wat mooie namen op de erelijsten.

5. Portet d’Aspet

De Portet d’Aspet. De klim van Fabio. Nee, niet Aru en ook zeker niet Jakobsen. In mijn geheugen staan voor altijd de beelden gegrift van die ene Motorola renner, bij die betonnen paal. Liggend in een foetushouding. Het was 1995, Ik was pas 11. Jong nog, maar dit kon ik wel zien. Die ging niet meer wakker worden. Mijn andere fietsliefde, Lance Armstrong, won later in die Tour een etappe voor zijn overleden ploegmaat Fabio Casartelli. Wat een emotie en wat een ongelooflijk verhaal. Het duurde echter nog jaren voordat alle renners met helm de afdaling in gingen. Ongelooflijk.

De beklimming zelf is niet per se zwaar of pijnlijk. De moeilijkste variant is slechts 5,8% in 10 kilometer. Maar het gaat om het verhaal van die afdaling. Stop daarom ook bij het monument van Fabio. Dat is wel het beste wat je als amateur even kunt doen.


Bonusklim: Superbagneres

Er zijn vele bonusklimmen te bedenken. O.a. Port de Bales (lang lijden), Luz Ardiden (schitterende haarspeldbochten) of Plateau de Beille. Maar Superbagneres is niet alleen een klim die je vanuit Bagneres-de-Luchon goed kunt doen, het is ook nog eens een supermooie klim. (Is het niet super?)

Je kunt even om de tuin geleid worden, omdat het gemiddelde stijgingspercentage ‘maar’ 6,2% is. Echter, dit is vooral vanwege de relatief vlakke beginkilometers. Daarna doet het pijn en is het zwaar. Bijna 18 kilometer omhoog, ruim 1160 meter hoogteverschil. En telkens maar weer onregelmatige stukken in op het oog ‘vlakke’ kilometers. De weg is vrij open, dus je hebt mooi, ruim zicht. Het enige echt lelijke is het skistation bovenop. Maar daar zal je na deze beklimming weinig oog voor hebben.

Zo heb je 5x mythische cols in de Pyreneeën met nog een bonusklim erbij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *