Fietsen in de Pyrénées-Orientales: De onbekende kant van de Pyreneeën

Bij fietsen in de Pyreneeën denk je al snel aan een aantal grote cols: de Tourmalet, de Hautacam of de Aspin om er maar een paar te noemen. De oostelijke kant van de Franse Pyreneeën is nog niet zo bekend, terwijl er genoeg te beleven is! Deze kant van de Franse Pyreneeën worden lokaal de Pyrénées-Orientales genoemd en hebben een hele sterke verbinding met Catalonië, de aanpalende Spaanse regio. Is jouw Frans nog een beetje roestig? Dan kan je hier gerust Spaans spreken. Explorer Femke ging fietsen in de relatief onbekende Pyrénées-Orientales en neemt je mee naar de mooiste plekken!

Tekst en foto’s: Femke Rotteveel

Onverhard

Mijn eerste dag in de Pyrénées-Orientales is gelijk off-road. In het gebied zijn veel MTB-routes met bordjes aangegeven. Met Komoot heb ik de route een beetje uitgebreid, maar daardoor kom ik toch een aantal keer op wandelpaden terecht waar ik niet kan fietsen. Aanrader dus om gewoon de routes te volgen: mooi zat! Mijn route heeft als hoofddoel de Refuge de Mariailles, een plek die wordt aangeduid als zeer bijzonder. De goede route naar Refuge de Mariailles voert je via een bosweg naar de top, die op 1720 meter ligt. Deze weg is ook geschikt voor auto’s, waardoor het een prachtige brede gravelweg omhoog is. Die Refuge zelf vind ik niet heel bijzonder, maar als je vlak daarvoor rechtsaf slaat dan is het uitzicht fenomenaal. Je voelt je dan wel één met de natuur.

Terug naar beneden

Het eerste gedeelte naar beneden gaat via dezelfde weg als omhoog, maar daarna kun je wel een alternatieve route terug nemen. Ik kan ook echt aanraden om via de Tour de Goa te fietsen. Dat is wederom een heen-en-weertje, maar wel over een heel gaaf pad. Gelukkig zijn er vandaag geen wandelaars. Kan je deze route ook met een gravelbike fietsen? Ja, zeker! Mits je sterk genoeg bent, want er zitten wel steile stukken bij. Daarnaast moet je ook op de bosweg blijven in plaats van over het wandelpad rijden. The little things matter!

Klimmen, klimmen, klimmen

Na een dagje gravel wil ik testen of dit gebied ook geschikt is voor een wielrentocht. Het wordt een route van 100 kilometer met 2350 hoogtemeters. Eerst via Col de Jau, een klim van 23 kilometer met in het begin een paar gezellige dorpjes. Wil je tijdens je tocht wat eten of extra drinken halen, doe dat dan ook aan het begin, want eenmaal onderweg is er alleen nog maar natuur. Bijvoorbeeld in het mooie dorpje Mosset, dat gebouwd is op een berg met uitzicht op de heilige berg Canigou. Tot vlak na dit dorpje is de klim gemakkelijk met stijgingspercentages van 3 á 4%, daarna is het een heerlijke loper. Het voordeel van een niet zo populair gebied? Je kunt je volop in de bosrijke afdaling storten met mooie wijde bochten. Tijdens afdalingen wil je eigenlijk niet stoppen, maar de Gorges de St. George is zo prachtig dat ik je uitdaag om door te rijden. Je weet vanzelf wanneer je er bent.

Col d’Aussières

Door naar klim twee van de dag: Col d’Aussières. Het beboste landschap waar je net door hebt afgedaald klim je nu aan de andere kant weer omhoog. De wegen hier zijn niet veel breder dan een Nederlands fietspad, dus soms vergeet je wel eens dat er ook nog auto’s kunnen komen. Behalve het bos is er weinig te zien, en je komt ook niet door veel dorpjes. In Montfort-sur-Boulzane is het enige cafétje dat het dorp rijk was in het voorjaar afgebrand, maar gelukkig weet een voorbijganger de weg en kan ik mijn water bijvullen met heilig bronwater uit Source de la Canelle. Dit is op zo’n vijf kilometer van de top. Op de rit van vandaag zou ik deze klim een soort overgangs-col willen noemen. Je hebt er niet per se hele mooie uitzichten vanwege het bos maar je slingert wel lekker in de schaduw omhoog. Op de top is er jammer genoeg geen hut of uitspanning te vinden.

Col de Roque Jalène

Aan mooie namen geen gebrek. De derde col van de dag luistert naar de naam ‘Col de Roque Jalène’. Weer zo’n lekkere regelmatige klim met de eerste vijf kilometer constant op 7% en de laatste drie kilometer van 3%. De smalle wegen zijn dicht tegen de bergwanden aangelegd en je hebt goed uitzicht over de vallei. Het hoogste punt van deze klim is slechts 1000 meter en de vallei is dus vooral wijd en niet diep. Het is een soort lager gelegen plateau, bezaaid met grote ronde keien. De hunebedden zijn er niks bij. In dit landschap met veel struiken, weinig hoge bomen en grijs gesteente voel je je alleen op de wereld. Maar misschien komt dat ook omdat ik letterlijk niemand ben tegen gekomen. In de verte ligt weer die prachtige besneeuwde top van de Canigou. Inmiddels begin ik te begrijpen waarom die Fransen er zo trots op zijn. Net als de afdaling van de Col de Jau kun je hier je lol op, met heerlijke wijde en overzichtelijke bochten. Niet remmen, gewoon hangen en niet tegen je moeder vertellen.

Lunch in Baillestavy

Een nadeel van fietsen in de Pyrénées-Orientales is dat het lastig is om een mooie route te maken zonder via dezelfde weg terug te moeten. Op dag drie zit er niks anders op dan Col de Palomère op en af te rijden. Deze klim is perfect voor iedereen die van onregelmatige percentages houd. Misschien vermoed je het al op basis van mijn beschrijving van de andere bergen: ik ben niet zo iemand. De eerste negen kilometer tot aan het dorpje Baillestavy  lopen vals plat omhoog door het smalle en diepe dal. De foto’s spreken voor zich; het is hier adembenemend mooi. In het dorpje lunch ik bij La Farga waar de locals zitten en muziek maken met akoestische gitaren en djembés. Ik weet niet of dit altijd zo is, maar ook voor het eten kun je hier gerust langs gaan. Bovendien zit je heerlijk koel naast de rivier en onder de bomen. Na Baillestavy vervolg ik m’n weg naar de top zo’n 10 kilometer verder. Dit gedeelte van de klim valt tegen ten opzichte van het eerste deel. Ik slinger door het bos en er is weinig te zien. Eenmaal boven is het uitzicht wel mooi, maar niet spectaculair. Misschien ben ik te veel verwend door het ansichtkaart-landschap van gister. 

Rustdagen

Als de Pyrénéés-Orientales je zomervakantie-bestemming met het gezin is, of als je er gewoon wat langer verblijft dan wil de rest van je gezelschap ongetwijfeld ook wat tijd met je doorbrengen: hiervoor is er voldoende te ontdekken in het gebied.

Met een korte, maar steile wandeling (vijf kilometer) omhoog vanuit Casteil kun je de Abdij van St. Martin bezoeken. Bij de abdij kun je tegen een kleine betaling een rondleiding krijgen van één van de nonnen die er permanent wonen of je kunt gratis het buitenterrein bezoeken. Met nog een klein laatste stukje lopen heb je uitzicht van bovenaf en zelfs in de stromende regen met mijn witte schoenen is het de moeite waard.

Drukke bedoening

In principe kom je naar de Pyrénéés-Orientales voor de rust en de prachtige natuur. Villefranche-de-Conflent is hierop de uitzondering. Deze bruisende vestingstad is UNESCO werelderfgoed en je vindt er allemaal leuke lokale winkeltjes. Haal een ijsje, ga lekker op het terras zitten mensen kijken of wandel over de stadsmuren. 

Je kunt vanuit Villefrance-de-Conflent ook naar Fort Liberia wandelen: “buitenom” via het wandelpad of via de door Napoleon aangelegde rechtstreekse ondergrondse trap. Ik zou aanraden om via het wandelpad naar boven te lopen en de trap alleen te gebruiken voor naar beneden. Zelfs naar beneden lijkt er geen eind te komen aan de 734 traptreden die je door één lange rechte gang weer terug naar het Fort brengen. Onderweg kom ik verhitte mensen tegen die op een van de treden zitten uit te puffen. Gewoon andersom doen dus.

Een bezoek waard

De Pyrénéés-Orientales zijn wat mij betreft een echte bestemming voor avonturiers omdat het alle kenmerken van Frankrijk heeft: goed weer, mooie uitzichten, Fransozen. Maar dan met cols die nog (bijna) niemand heeft gefietst. Ga heerlijk fietsen in de Pyrénéés-Orientales het gebied, maak er een paar mooie rondjes en je fietsvrienden/vriendinnen zullen je bij terugkomst zeker om tips vragen! 

Fietsroutes – Fietsen in de Pyrénéés-Orientales

Handige links

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *