Zondag 28 april 2024 is een datum die ik niet snel ga vergeten. De dag van de eerste editie van L’etape du Tour Parma. Of L’Etape Parma by Tour de France zoals ie officieel heet. Als onderdeel van onze persreis naar Emilia-Romagna zit een startbewijs voor de eerste editie van de Granfondo in het tasje. Waar ik van te voren nog dacht dat het een glooiend ritje zou worden met hier en daar een ‘pukkeltje’, blijkt de werkelijkheid toch anders. De avond voor vertrek tref ik mijn fietsvriend Alain, die in februari al de verkenning van het parcours had gedaan. Zijn ‘bring your climbing legs’ resoneert nog in mijn hoofd. Zal het dan echt zo zwaar zijn? Ik dacht dat fietsen in Parma lekker vlak was. I could not be more wrong.
Zondag ’s morgens in de vroegte
Als ik rond de klok van acht uur het hotel uitrol, samen met Erwin de Clercq en onze Sloveense vrienden Mica en Miroslav, is het prima weer. We hebben ons tegoed gedaan aan het uitgebreide ontbijtbuffet. Onze Italiaanse gids Nicolas, die tevens een respectabele triatleet is, vergezelt ons. Hij gaat ervoor vandaag. Dat hij zo kort voor de start nog kan eten, is nieuw: ‘als triatleet moet je altijd uren van te voren prepareren, anders spuug je alles uit tijdens het zwemmen’. Zo had ik er nog niet naar gekeken.
Als we het centrale park in Parma inrijden, worden we al snel omringd door andere groepjes fietsers. De route naar de start is eigenlijk de laatste kilometer naar de finish. Door de doeken en bewijzering kom je al helemaal in de Tour de France sferen. Want dat is het idee van dit event: voor een dag een Tourprof. Om ons heen wordt geen woord Frans gesproken. De voertaal is Italiaans, inclusief wild bellende en gesticulerende Massimo’s en Luigi’s. Weinig dames nog in zicht, maar dat lijkt meer de norm, dan de uitzondering te zijn.
Lees ook: Food Valley Bike Tour in Emilia-Romagna
Startschot
Om 08:45 klinkt het startschot. De rit is volledig getimed en de timing begint bij de start, als je met je chip over de startmat rolt. Het park uit, de openbare weg op en de motor aan. Dat is het devies. Het gevoel dat je de weg voor jezelf alleen hebt is echt magisch. Het leidt ook wel tot bijzondere taferelen, want iedereen heeft de kolder in z’n kop. Clubjes met fietsers halen mij links en rechts in. Op mijn teller is de snelheid al richting de 40 per uur aan het gaan. Ben ik nu zo traag? Ik probeer mezelf te beheersen, want de woorden van Alain ben ik niet vergeten. Die climbing legs ga ik wel nodig hebben, want over 140 kilometer klimmen we in totaal 2800 meter! Das geen sinecure.
Peddelen naar de toppen
Als we na een kilometer of vijftien de eerste heuvels tegenkomen, gaat de stress er een beetje uit. Iedereen zoekt zijn eigen ritme. Het loopt soms een beetje spaak op de wat smallere gedeeltes, maar al met al geen gekke dingen. Ik probeer ook in een ritme te komen en heb op de Wahoo de klimmetjes goed in beeld. Vandaag rij ik dus de 140km, maar als het niet loopt kan ik na een kilometer of 35 nog altijd afbuigen voor de ‘mediofondo’. Dan sla ik de lange klim naar Silara over. Ik twijfel nog even.
De eerste klimmetjes gaan best goed. Ik krijg wel een aardig ritme en hoewel ik word ingehaald, lukt het me ook om zelf wat mensen in te halen. De balans is dus wel goed en ondertussen kan ik ook nog een beetje genieten van de omgeving. Het is hier inderdaad heuvelachtig, haast middengebergte. Mooie uitzichten over de valleien en hier en daar een slapend dorpje. De weg en het wegdek zijn hier nog wel goed. Dat is ook wel eens anders in Italië. Bijkomend voordeel: de weg is nog steeds voor ons fietsers! Overal staan agenten en signaleurs. Ook is er veel publiek, van gezinnen tot andere fietsers die ons aanmoedigen. Leuk!
Grande Claudio
Terwijl ik net het eerste klimmetje verwerkt heb, komt een wat oudere Italiaan mij aan de binnenkant voorbij gestoken. Ik schrik even en kijk dan snel achterop zijn rug naar het rugnummer. De naam die ik lees komt mij té bekend voor. Is het ‘m echt? Claudio Chiappucci, de kleine duivel, die ik in de jaren ’90 zo vaak op tv zag? Snel schakel ik op en rij langszij. Ja, het is m! Fotootje, filmpje, ik vertel ‘m snel dat ik ‘m een groot kampioen vind en dat mijn moeder ‘m de groeten doet. Hij lacht vriendelijk, groet heel Nederland en peddelt dan door. Om mij heen kijken andere Italianen ook verbaasd: Grande Claudio? Hier? Jazeker. En de Nederlander heeft ‘m herkend.
Lekker lang doorrijden
Al snel komen we bij het kruispunt van de korte en lange ronde. Ik voel me goed. Ik rij door. 140 kilometer gaan mij niet klein krijgen. Hoewel het ontbijt van de ochtend me nog wel een beetje parten speelt, peddel ik vrolijk verder omhoog. Er was geen woord gelogen: het zijn geen lange beklimmingen, maar het is wel aanpoten: 10-15% zie ik maar wat vaak voorbij komen op de teller.
Als ik aan de lange klim richting Monte Caio begin, zie ik kleine plukjes wit langs de weg. Het is niet koud, meer een frisse lentedag (de zon compenseert een hoop). Maar zie ik daar nu wat ik zie? Juist ja, het is sneeuw! We klimmen naar 1200 meter hoogte en daar gaan we nog meer sneeuw tegenkomen. Het is even schakelen, maar wel heel tof om te zien.
Op de lange klim word ik ook ingehaald door een volgauto. Als ik het goed lees is dit ook de ‘bezemwagen’. Dat vind ik vreemd. Ik ben absoluut niet de laatste en we hadden toch het parcours voor ons zelf? Ik laat de gedachte even voor wat ie is en klim naar de top. Daar pauzeer ik even, doe een toiletbreak, neem wat te eten en te drinken (dat is prima verzorgd) en maak me op voor de afdaling.
Nu is het opletten
Helemaal fris na mijn stop duik ik de afdaling in. Dit is de heerlijke lange afdaling, die bijna 16 kilometer lang is. Hier is het wel goed opletten met mooie bochten, stevige dalingspercentages en ook weer die slaperige dorpjes. Hoewel slaperig. Ineens zie ik een auto in tegengestelde richting het parcours opkomen. Ik kijk een beetje boos maar ook verbaasd: we hadden toch de weg voor ons zelf? Twee seconden later bedenk ik me weer: oh ja, die auto….
Wat later blijkt: de route werd maar één uur na de eerste renner vrijgehouden. Dat betekent dus dat slechts een deel van de rit autovrij is. Vanuit mijn optiek totaal onverantwoord. Als je net even staat te plassen, of een drankje pakt en die auto niet voorbij ziet komen, zet je jezelf echt in een gevaarlijke positie. Ja, als in: een positie waarin je denk dat je een afdaling ‘vrij’ in kunt, dan verwacht je geen opa van 75 die langzaam richting de kerk rijdt.
Nog meer klimmen
Als je denkt dat je na 70 kilometer klaar bent met de hoogtemeters, dan ben je niet goed geïnformeerd. Want de teller staat pas op 2000 hoogtemeters. Dus nog 800(!) te gaan. Je hebt nog een lange klim voor de boeg, de Pineta di Cozzano (1e categorie volgens de indexering, met name vanwege de steile klim van 15-16%) en de Langhirano. Extra op mijn qui vive pak ik deze klimmetjes aan. De zon begint goed door te komen, dus de mouwstukjes kunnen weer naar beneden.
Ik rij de hele tijd een beetje met dezelfde groep mensen, merk ik. Zoals al gezegd aan het begin: de voertaal is hier Italiaans. Heel af en toe merk ik een Nederlandse naam op, maar over het algemeen zijn het Italianen en een verdwaalde Duitser. Het evenement heeft dus nog een internationaal zetje nodig, maar dat zal vast en zeker komen.
Als ik de voorlaatste klim verorberd heb, ga ik vol vertrouwen de afdaling in, maar wel met iets meer reservering. Toch kom ik uiteindelijk lelijk ten val. Een van de bochten is relatief krap. ik laat me afleiden door een stootkussen in mijn blikveld. Als ik verder draai, is er een richel in het midden van de weg die ik niet heb gezien. Ik stuur wat bij naar buiten, maar kan de bocht uiteindelijk niet houden. In het gras lukt het nog even de meubelen te redden, maar een kuiltje en de vangrail zijn mijn Waterloo. Ik beland aan de andere kant van de vangrail, met mooi uitzicht op de vallei, maar met mijn fiets niet meer bij me. Die staat nog aan de kant van de weg.
Rustig naar huis
Ik blijf even zitten om te bekomen. Ik roep naar wat andere deelnemers dat ze ‘piano piano’ moeten doen hier. Dat stootblok stond er immers niet voor niks. Alleen niet meer op de plek waar ik de vangrail tegen kwam. Een schram op mijn arm en vooral even de schrik in mijn lijf zorgen ervoor dat ik goed de tijd neem om later weer op de fiets te gaan. Rustig naar beneden is nu het devies. Na enkele minuten voel ik weer wat comfort op m’n fietsje. Maar de remmen hebben het wat zwaarder dan eerder. Angst is niet eenvoudig weg te halen.
Op de laatste beklimming fiets ik de stress van me af en in de korte afdaling vind ik aansluiting bij een groepje met wat oudere mannen. We draaien lekker rond zo het laatste stuk richting Parma. Het helpt voor mij om ook de energie die ik nog heb weg te trappen. Dom beuken zeg maar. Eenmaal in Parma en bij de laatste kilometer daag ik een van de mannen uit voor een klein sprintje. Hij had veel kopwerk gedaan en ik gun ‘m eigenlijk even dat gevoel om mij te verslaan. Niet dat ik per se van ‘m had gewonnen, maar dat ik ‘m ging laten winnen was voor mij een mooie afsluiter van de dag.
Pasta, pain, people
De pasta party is goed georganiseerd. Met een polsbandje krijg je toegang en de fietsenstalling wordt bewaakt door een goed geïnstrueerde bewaker. Als ik neerplof kom ik de organisatoren nog tegen. Ik laat ze kort weten dat ik het niet ok vond dat er ineens auto’s op het parcours kwamen, zonder duidelijke aankondiging. De schouders worden opgehaald. Er is blijkbaar niks ernstigs gebeurd. Wie dan leeft…
Moe, redelijk voldaan, maar toch ook wel met wat bedenkingen draai ik weer richting het hotel. Onderweg kom ik nog mijn Sloveense maten tegen. Een van beiden had de bordjes voor de afslag gemist en heeft ipv de kortere afstand, de langste afstand gereden. Een verfrissend gerstenat helpt ‘m er weer bovenop.
Afdronk
Het diner in de avond in het Grand Hotel Parma smaakt me beter dan ooit. Ik mis wel de meerdere gangen pasta, maar het niveau is excellent. Met Erwin, Mica en Miroslav is het goed napraten. Wat blijkt: laatst genoemde had het in 1992 nog tegen Erik Dekker op moeten nemen in Barcelona en naar eigen zeggen was hij het hele seizoen beter dan Dekker en uiteindelijk Olympisch kampioen Fabio Casartelli (die in de Tour van 1995 dodelijk ten val kwam in de afdaling van de Portet d’Aspet). Wat ik niet wist: Slovenië had een korte oorlog, slechts 10 dagen, waardoor hij in Slovenië moest blijven. Deze ervaring was voor hem zo’n demotivatie dat ie een jaar later zijn fiets als amateur aan de wilgen hing. How things can change your life. We proosten met elkaar op een intense ervaring. Parma, Ci Vediamo.
Route L’etape du Tour Parma
Hieronder vind je de route van de Granfondo – 140 kilometer en een serieus aantal hoogtemeters.