Hemelsbreed is het slechts 7 kilometer van Airolo, de klassieke startplek voor de Tremola/Gotthardpas, en Lago del Naret. Maar om bij dit schitterende bergmeer te komen, een pareltje in Ticino, zul je helemaal om moeten rijden via Locarno. Dit is misschien wel de reden waarom veel fietsers in deze schitterende klim in Zwitserland niet kennen. Hij ligt ook redelijk geïsoleerd, het is een zogenaamde ‘dead-end’ en in de directe omgeving staat ie redelijk geïsoleerd. Maar toch. Als je gaat fietsen in Ticino dan kan deze klim niet ontbreken op jouw route.

Basecamp Locarno

Als je kiest om een vakantie in het prachtige Ticino te boeken, dan is Locarno waarschijnlijk de beste optie. Niet alleen omdat dit de toegang verschaft tot de Lago del Naret, maar ook omdat je van hieruit meerdere kanten op kunt. Het meer biedt na een lange dag op de fiets een heerlijke verfrissing. Van hieruit kun je ook nog snel even richting buurman Italië. De stad Locarno is een van de meest zonnige steden en het klimaat is er erg aangenaam. Perfect dus!

De klim naar Lago Del Narèt

Hoewel we Locarno als uitvalsbasis nemen begint de echte klim naar het Lago del Narèt in het idyllische Bignasco, een gehucht met 300 inwoners. Vanaf hier begin je aan een lange tocht van 32 kilometer naar het meer van Narèt. Al na ongeveer 1 kilometer kom je de eerste haarspeldbocht tegen. Deze is heel kort en niet per se heel steil. De eerste 10 kilometer zijn überhaupt heel erg geleidelijk. Behalve de eerste 2,5 kilometer kom je nauwelijks boven de 5 procent stijgingspercentage uit. Je rijdt gemoedelijk omhoog door een prachtige vallei, met aan beide kanten de Zwitserse Alpen. Een soort lange loper.

Aanzetten

Na 10 kilometer, net voordat je het gehucht Peccia bereikt, gaat de weg ineens steiler omhoog. Je voelt dat het nu niet meer rustig warmdraaien is en de teller geeft gelijk meer dan 7 procent stijging aan. In Peccia draai je rechtsaf en krijg je een paar prachtige haarspeldbochten voorgeschoteld. Dat verzacht de pijn een beetje want de hellingshoek komt hier niet onder de 10 procentHier rij je nog mooi tussen de bossen door, dus in de zomer ben je nog redelijk goed beschermd. Het vlakt tot aan het schilderachtige Fusio weer even af. Je passeert de kleine agglomeraties van Mogno en als je goed kijkt zie je aan de linkerkant de Maggia stromen. Daar is deze route ook naar vernoemd, de Vallemaggia.

Fusio en veder

Mocht je na de eerste helft van de beklimming even op adem willen komen, dan is de Antica Osteria Dazio in Fusio een goed punt voor een drankje. Let wel: het zwaarste deel van de beklimming komt nu. Je bent hier al op 1289 meter hoogte, maar de top bij het meer ligt op 2311 meter! Dat wil zeggen: de komende 15 kilometer overbrug je ruim 1000 hoogtemeters. Daar zitten bij het Lago de Sambuco ook een aantal vlakke kilometers tussen, dus zorg dat je je kruit niet verschoten hebt in het eerste deel.

Houten bruggen en meer

De straat omhoog wordt steeds smaller. De weg rijdt af en toe over houten bruggen en je hebt hier een prachtig sparrenbos wat je dekking geeft tegen de mediterrane zon. Want de Mediterraanse kust is niet zo heel gek ver hier vandaan. Dat is ook het bijzondere als je de klim vanuit Locarno begint. Daar is het vaak nog heerlijk warm en bovenop is het best fris!

Zo’n 12 kilometer onder de top vind je het donkergroene en schitterende Lago del Sambuco. Dit pareltje wordt omringd door sparrenbossen en steile heuvels van leisteen die in het water van het meer verdwijnen. Je kunt hier dus even op adem komen voor de laatste 9, loeizware kilometers naar de top. Want het is echt geen sinecure om de top van Lago del Naret te bereiken.

Steil en onregelmatig

Terwijl je net denkt een ritme te pakken te hebben, vlakt de klim weer af om vrij bruusk weer steil omhoog te gaan. Vanaf Campo Sotto is de weg niet veel meer dan een geitenpad. Je komt nog wel auto’s tegen, maar dat zijn er slechts een paar. Dat is maar goed ook, want je hebt al genoeg aan je zelf en de 15 tot 16(!) procent die op de Wahoo staat. Dit is het steilste stuk van de klim. Mijn hemel wat een taaie is dit! Met nog zes kilometer te gaan vlakt het ineens af. Je hebt 500 meter rust om even om je heen te kijken, maar dan is het nog 5,5 kilometer boven de tien procent. Het is bijna een klim uit het boekje van Asturië. Het is echt een kronkelpaadje en omdat je boven de 2000 meter zit, heb je een prachtig wijds uitzicht. Maar oh, oh, oh, wat doet dit pijn.

Volle poten

Als je het zwaarste stuk van de klim overwonnen hebt, dan is de beloning ook naar behoren. Het uitzicht bij de stuwdam is waanzinnig mooi. Omdat het zo’n goed bewaard geheim is, heb je meestal weinig medestanders op deze hoogte. Als ze er al zijn, dan hebben ze vaak motorische hulp gekregen. Wat wel belangrijk is om te noemen: normaliter is op elke top wel een restaurantje of iets dat op een almhut lijkt. Hier niet. Zorg dus dat je voldoende spullen bij je hebt. Bij Fusio is de laatste mogelijkheid om even bij te tanken, houd daar dus rekening mee! Anders kom je echt van een koude kermis thuis.

Afdaling is ook smal

What goes up, most go down. In dit geval letterlijk. De eerste zes kilometer van de afdaling zijn loeisteil en heel smal. Wees hier extra voorzichtig, want het asfalt is niet van de allerbeste kwaliteit. Neem dus ook de tijd eventueel om te lunchen of iets te eten in de vele gehuchten die je tegenkomt. Uiteindelijk ben je ruim 120 kilometer onderweg en dat is niet niks.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *