Als iets tot de verbeelding spreekt, dan is het wel de Tour de France. Bijna iedereen van mijn generatie (Sander, 1984) is gegrepen door het wielrennen vanwege ‘de Tour’. Ik kon urenlang naar bergetappes kijken, het liefst van start tot finish. Ronkende namen zoals Glandon, Iseran, Galibier. Ik kon ze echt dromen. Veel van mijn generatiegenoten hebben in hun 20-er jaren alle zomervakanties besteed aan het afvinken van juist die beklimmingen, die van de Tour. De mooiste daarvan hebben we op een rijtje gezet. Gewoon, omdat dat leuk is. En om inspiratie te geven voor jouw volgende fietsvakantie in Frankrijk.

Alpe d’Huez

Dit is misschien wel de allerbekendste berg uit de Tour. Het is ook de Nederlandse berg, met voor Nederlanders de beroemde bocht 7. De 21 haarspeldbochten zijn een inspiratie voor veel wielermerken. Het is ook altijd fijn voor de TV en hoewel niet de mooiste en niet de zwaarste, is de 9% gemiddeld best heftig. Er liggen zoveel verhalen op de flanken van deze col. Dat is bijna genoeg voor een apart artikel.

Ieder jaar gaan er weel veel Nederlanders en Belgen kamperen in Bourg d’Oisans aan de voet van de Alp. De 21 haarspeldbochten zijn een onvergetelijke ervaring om te fietsen die je als wielrenner zeker wil hebben meegemaakt. VOor de echte kenners: er is ook een ‘achterkant’ die je kunt beklimmen, maar die is vanwege het gebrek aan haarspeldbochten en daardoor ook het gebrek aan heroiek minder populair.

Lees ook: Riding the dream: een dag voor het peloton uitfietsen op de Alpe d’Huez

Mont Ventoux

Met een bijnaam als ‘de reus van de Provence’ hoeft de Mont Ventoux zichzelf niet meer te bewijzen. 15 keer kwam de Tour de France over de Mont Ventoux, 9 keer lag de finish van een touretappe op de top van de kale berg. De Tour de France heeft een gekke voorkeur voor de aanloop naar de top via Bedoin (14 keer), terwijl de beklimming van Malaucene minstens zo zwaar is! Wellicht een tip voor de tourdirectie!

Col d’Aubisque

Net als de Tourmalet is de Aubisque een echte klassieke Pyreneeënreus. Maar liefst 48 maal werd deze berg beklommen tijdens de Tour de France, de eerste keer werd deze berg beklommen in 1910. François Lafourcade was de eerste renner die de top van de Col d’Aubisque passeerde op een fiets tijdens de Tour de France. Later zouden niet alleen duizenden profwielrenners hem volgen, ook miljoenen amateurfietsers hebben de moeite genomen om naar de top te fietsen. De beklimming zelf is niet al te zwaar, maar vooral heel erg lang.

Col du Télégraphe

De noordzijde van de Col du Télégraphe is een siamese tweeling met de Galibier. Deze klim wordt vaak als onderdeel gezien van de (hogere) Galibier. Hij telt meestal niet mee voor de bollentrui. Van de ruim 30 keer dat de berg in de Tour de France zat, telde de berg slechts 18 keer mee de punten. Maar als je ‘m omhoog moet fietsen, dan is ie nog steeds steil!

Col du Galibier

De Galibier is met recht een Classic Ride! Het was de favoriete beklimming van de bedenker van de Tour de France, Henri Desgrange. Op de Zuidkant van de berk staat een monument ter herinnering van hem. In 2011 lag de aankomst van de etappe op de Col du Galibier. Andy Schleck won deze gedenkwaardige etappe na een solo van 60 kilometer die de hoogste aankomst ooit in de Tour de France betekende!

Col de la Madeleine

De Col de la Madeleine, bekend van de Tour de France, verbindt twee Alpenvalleien en is vaak de scherprechter in de ronde. Deze bergpas, die sinds 1969 al 24 keer een etappe vormde, met de laatste keer in 2013, wordt gekenmerkt door zijn uitdagende klim. Thierry Claveyrolat, bijvoorbeeld, soleerde hier in 1990 tijdens een warme dag naar de overwinning. Hoewel de Madeleine officieel net geen 2000 meter haalt, staat er wel een bord op de top die ‘2000m’ aangeeft. Een vergissing, want de pas meet 1993 meter. Het beklimmen van deze col is een ware uitdaging; de steilste kilometer heeft een stijgingspercentage van 11%, en de langste route vanuit Feissons-sur-Isère telt ruim 20 kilometer met een gemiddeld percentage van 6,2%. Denk dus goed na voor je aan deze helse tocht begint!

Col de la Colombière

In de Tour de France wordt deze klim vaak gebruikt als overgangspas. De laatste kilometer is ideaal om aan te vallen om met een voorsprong te starten aan de afdaling. Hoewel deze klim niet enorm hoog is, is deze klim technisch gezien lastig te beklimmen. Met name de Noordkant van de klim, vanuit Scionzier is een lopende klim die langzaam maar zeker steeds steiler wordt. Het venijn van deze beklimming zit hem dan ook in de laatste 5 kilometer waarin de gemiddelde percentages niet onder de 9% komen. De laatste kilometer is met ruim 10% het steilste gedeelte, het is dan ook belangrijk om deze klim goed in te delen.

Lees ook: Col de la Colombiere

Col de Peyresourde

De beklimming van de Peyresourde is een ware uitdaging in de Tour de France. Deze klim in de Pyreneeen heeft al 45 keer in het rondeboek gestaan, met een eerste editie in 1947. Vooral memorabel was de 10e etappe in 1998, waar Rodolfo Massi, ook wel bekend als de ‘Apotheker’, grote invloed had en zeventien renners de finish niet haalden. Ondanks dat de Peyresourde als een eerste categorie klim wordt beschouwd, door zijn relatief beperkte hoogte en stijgingspercentage, biedt het toch een serieuze uitdaging. Je kunt deze klim van twee kanten aanpakken: een korte beklimming vanuit Armenteule van 8 kilometer met een stijging van 7,6% en een langere route vanuit Bagnères-de-Luchon van 15 kilometer met een stijging van 6,1%. Beide zijden zijn haalbaar voor een getrainde fietser en ze bieden een prettige klimervaring zonder extreem steile segmenten. Ideaal voor liefhebbers van klimmen die niet op zoek zijn naar enorme stijgingspercentages.

Col de Peyresourde, Armenteule, France

• Distance: 8.3 km, Elevation gain: 610 m, Average grade: 7.2 %

Col d’Aspin

In de Tour de France van 1950 was er nogal wat consternatie op deze pas tijdens de etappen van Pau naar Saint-Gaudens. De Franse supporters die zich hadden verzameld op de beklimming waren nogal baldadig richting buitenlandse renners. Met name de Italiaanse coureurs moesten het ontgelden, er werden stenen en flessen richting hen gegooid en de weg werd hen belemmerd. Aan het einde van de etappe is dan ook de volledige Italiaanse ploeg op de trein naar huis gestapt, op die manier verloor de Tour de France dat jaar een van zijn grote kanshebbers, Gino Bartali. In totaal is de karavaan van de Tour de France in de loop der jaren ruim 70 keer over de Aspin heen gekomen, daarmee is het een van de meest beklommen passen in de Tour. De Col d’Aspin is natuurlijk beroemd om de legende van de voorvork van Eugène Christophe.

Col d’ Aspin, Arreau, France

• Distance: 11.6 km, Elevation gain: 749 m, Average grade: 6.5 %

Zelf deze berg beklimmen? Dan kun je kiezen uit een makkelijke en een moeilijke kant. De makkelijke kant vertrekt vanuit Sainte-Marie-de-Campan en is met 13 kilometer en 5% stijgingspercentage een goede trainingsklim. De zwaardere kant begint in Arreau en gebruikt slechts 12 kilometer voor dezelfde hoogte. Dan zit je aan 6,5% gemiddeld. Deze beklimmingen zijn echter een makkie vergeleken met de andere klimmen in de buurt, zoals de Tourmalet en de Peyresourde.

Cormet de Roselend

De Cormet de Roselend is meer dan alleen een bergpas; het is een spektakel in het hart van de Franse Alpen, bekend van de Tour de France. Deze klim, die slechts tien keer onderdeel was van de Tour, verdient toch een speciale vermelding vanwege zijn adembenemende landschap inclusief alpenweides, een prachtig stuwmeer, en uitdagende haarspeldbochten. Met stijgingspercentages die soms de 11% overstijgen, is het niet alleen de beklimming die fietsers test, maar vooral ook de beruchte afdaling die extra aandacht vereist. Deze is smal en kent verraderlijke bochten waar zelfs ervaren wielrenners zoals Johan Bruyneel in 1996 moeite mee hadden. Hij overleefde een val in een ravijn en maakte de etappe tegen alle verwachtingen in af. Als je deze col zelf wilt bedwingen, wees dan vooral voorzichtig tijdens de afdaling en geniet van de indrukwekkende uitzichten en de uitdaging die de Cormet de Roselend te bieden heeft.

Cormet de Roselend, Beaufort, France

• Distance: 20.1 km, Elevation gain: 1226 m, Average grade: 6.2 %

Col du Tourmalet

De Tourmalet is de berg die heet meeste beklommen is tijdens de Tour de France, maar liefst 84 keer werd deze berg beklommen (inclusief aankomsten op La Mongie). Deze pas is een belangrijke route om door de Pyreneeën te komen en wordt daarom ook bijna ieder jaar in het tourparcours opgenomen. Als je deze berg tijdens jouw fietsvakantie wilt beklimmen kom je dan ook veel verkeer tegen. Het is dus goed opletten in de afdalingen! 

Col du Tourmalet, Luz Saint Sauveur, France

• Distance: 18.4 km, Elevation gain: 1385 m, Average grade: 7.6 %

Col de Portet-d’Aspet

De Portet-d’Aspet is geen spectaluaire klim. Hij zit ook niet regelmatig in de Tour. De belangrijkste reden om ‘m op te nemen in deze lijst is de tragische tourrit in 1995. De Italiaan Fabio Casartelli liet hier het leven. Het is uit en te na beschreven. Het monument langs de route maakt je stil. Het beeld van die renner, levenloos op de grond staat velen in het geheugen gegrift.

Het is een makkelijke beklimming die naar verloop van tijd steeds zwaarder wordt. De laatste 3 kilometers van de beklimming zijn het zwaarst met gemiddelden van boven de 10%. De beklimming vanuit Audressein is 18 kilometer aan 3.1% gemiddeld en de beklimming vanuit Aspet is 14 kilometer lang met een gemiddelde van 4%.

Col de Portet d’Aspet, La Henne-Morte, France

• Distance: 4.5 km, Elevation gain: 433 m, Average grade: 9.6 %

Puy de Dôme

De Puy de Dôme, een vulkaan nabij Clermont Ferrand, was het toneel van een legendarisch duel in de Tour de France van 1964 tussen Jacques Anquetil en Raymond Poulidor. Anquetil, meervoudig Tourwinnaar, had bij aanvang 56 seconden voorsprong op Poulidor, zijn grootste rivaal. Op de steile klim naar de top reed Poulidor hard, terwijl Anquetil tactisch naast hem bleef zonder oogcontact te maken. In de laatste kilometer slaagde Poulidor erin Anquetil achter zich te laten en 42 seconden voorsprong te nemen, wat de slotdag spannend maakte. Ondanks deze inspanning won Anquetil uiteindelijk de Tour met een voorsprong van 55 seconden. Op zijn sterfbed vergeleek Anquetil zijn strijd tegen kanker met het beklimmen van de Puy de Dôme, een reflectie op zijn uitdagende maar invloedrijke carrière.

De Puy-de-Dôme zit nog maar sporadisch in de Tour en voor de gewone toerist is er slechts uitzonderlijk mogelijkheid om omhoog te fietsen. Wandelen kan wel en met het treintje natuurlijk ook. Maar de mytische beklimming zal voor velen een mythe blijven.

Plateau de Beille

De klim naar Plateau de Beille is een van verschrikkingen van de Pyreneeën. Zoals de naam al aangeeft betreft het geen bergtop, maar een plateau. Het is een koeienweide, in de winter bevolkt door skiërs. De Tourkaravan strijkt voor 24 uur neer op het plateau en de wielerfans staan al dagen lang met campers en tentjes op de flanken. In 1998 was deze berg voor het eerst in de Tour. Met nog geen 30 jaar is deze nog een relatief nieuwe berg. De aankomst op deze berg is al een aantal keer beslissend gebleken voor de winst in de Tour de France. Zowel Marco Pantani als Lance Armstrong legden hier de basis voor hun Tour overwinningen. (al is de laatste die overwinning officieel kwijt)

Plateau de Beille, Les Cabannes, France

• Distance: 15.5 km, Elevation gain: 1208 m, Average grade: 7.7 %

Voor amateurs is deze berg een verschrikking. In 16 kilometer overwin je 1255 hoogtemeters, het gemiddelde stijgingspercentage komt uit op 7.9%. De klim is zeer gelijkmatig en is continue boven de 7%, hierdoor is er weinig ruimte om te herstellen, pas in de laatste kilometer kun je eindelijk bijschakelen en versnellen als je daar nog behoefte aan hebt.

Col d’Izoard

De Izoard is een ware legende, sinds de start van de Tour de France is deze bergpas al 33 keer opgenomen in het Tourparcours. In de jaren 50 werden er op de flanken van deze berg duels uitgevochten die werden verspreid via radio en de krant. Namens als Fausto Coppi en Louison Bobbet zijn de helden die van over heel Europa werden gevolgd en aanbeden. Later werden de overwinnaars van de Izoard andere grote renners zoals Merckx, Bahamontes, van Impe en Chiapuchi. Op de top van deze berg heeft nooit de finish gelegen, de tourkaravaan is hier altijd op doortocht. Op weg naar andere plekken waar de helden finishen en worden gehuldigd. Hun zweet blijft echter voor altijd liggen op het asfalt van de Izoard.

De D902 is de verbindingsweg tussen Briancon en Guillestre. Vanuit deze twee steden kun je dan ook deze berg beklimmen. De noord-kant (vanuit Briancon) is de zwaarste kant om te beklimmen, hier kun je het minste herstellen. De zuid-kant (vanuit Guillestre) is een stuk langer, maar een paar kilometer voor de top vlakt de weg af zodat je goed kunt herstellen.

Col de la Croix de Fer

De Croix de Fer is een berg die in totaal zestien keer is opgenomen in het Tourparcours. De eerste keer was in 1947, toen kwam de Italiaan Fermo Camellini als eerste over de top. De Croix de Fer (bergpas van het ijzeren kruis) is één van de mooiste beklimmingen in de Alpen. Beroemd om de fantastische uitzichten en de passage langs het stuwmeer. De hoogte van 2067 meter maakt m al imposant. Het is een bergpas tussen het dorp Allemont en het stadje La Chambre. De Croix de Fer ligt op 2,5 kilometer van de top van de Glandon. Daarmee wordt ie ook vaak als combinatie gefietst. net als de Telegraphe en Galibier. Als je allebei deze bergen dus in één keer doet, dan kan dat gemakkelijk door een stukje door te fietsen. De Croix de la Fer is via twee kanten te beklimmen met de fiets, maar ook indirect via de noordkant van de Glandon (vanuit La Chambre). Wil je de Croix de Fer vanaf de westkant beklimmen, begin je in het dorpje Allemont. De klim aan de oostkant begint in het dorp Saint-Jean-de-Maurienne.

Col de la Croix de Fer, Saint Jean De Maurienne, France

• Distance: 28.6 km, Elevation gain: 1544 m, Average grade: 6.3 %

Port de Balès

De organisatoren van de Tour de France waren in 2006 op zoek naar nieuwe wegen in de Pyreneeën. De gebaande paden waren inmiddels wel bekend en zorgden voor een voorspelbaar koersverloop. Er was iets nieuws nodig, een verrassing voor de renners. Via een tip kwam de maker van de route van de Tour de France op de Port de Balès terecht. Een ideale klim die nog nooit in een wielerwedstrijd was beklommen. Dat was ook geen verrassing, want de laatste vijf kilometer van de klim waren onverhard en bijna onbegaanbaar. Geen probleem voor de tourdirectie die per omgaande een aantal asfalttrucs lieten aanrukken die in korte tijd een mooie weg plaveide voor de renners. Zo geschiede dat er in de Tour de France van 2007 een nieuwe klim kon worden geïntroduceerd. Sindsdien is het een populaire col die al vier maal in het tourschema is opgenomen.

Port de Balès, Bagnères De Luchon, France

• Distance: 18.8 km, Elevation gain: 1068 m, Average grade: 5.7 %

De klim zelf is een echt lastige. De weg is lang en en de stijgingspercentages verschillen enorm. Het ene moment zit je in een kort afdaling, terwijl je een paar honder meter verderop stukken van 10% aantreft. Hier is het geheim om een goed ritme te vinden, maar dat is niet makkelijk. Je kunt het natuurlijk ook anders zien. Een col met veel steile percentages waartussen je ook minder steile stukken hebt om helemaal bij te komen.

Col du Lautaret

De Lauteret is de makkelijkste manier om van Grenoble naar Briancon te gaan of andersom. Als je van de ene naar de andere stad moet je sowieso over een bergrug heen en de Col de Lauteret ligt op het laagste punt van deze bergrug. Vandaar dat de Tour de France ook regelmatig voor deze pas kiest tijdens een overgangsetappe om de Alpen uit te komen of als opwarmertje voor steilere cols dieper in de Alpen.

De beklimming is van beide kanten vooral lang (30+ km) maar de stijgingspercentatges vallen mee. Een echte loper die maar blijft gaan. Stel je dus ook in op een lange beklimming, want na iedere bocht wacht wéér een lang stuk asfalt! De provinciale weg is breed, heeft goed asfalt en is over het algemeen goed te bereiden. Pas wel op het overige verkeer, want dat rijd lang niet altijd zo netjes en houd niet altijd rekening met de fietsers.

Col du Grand-Saint-Bernard

Voor een eenmalig uitstapje gaan we naar Zwitserland. De Sint Bernhardpas is de oudste pas in het westelijke gedeelte van de Alpen. De Romeinen en Napoleon gebruikte deze pas al eeuwen geleden om nieuwe gebieden te veroveren. De pas is genoemd naar Bernhard van Menton die hier in de 11e eeuw een klooster stichtte, de monniken hielpen in moeilijkheden geraakte reizigers die in het gevaarlijke gebied de weg kwijt waren geraakt. Om deze op te sporen werden de beroemde Sint-Bernardshonden gebruikt. De Sint Bernhardpas verbindt het Zwitserse Val d’Entremont met het Italiaanse Valle d’Aosta. De bergweg is alleen berijdbaar van begin juni tot eind oktober, in de winterperiode is hij afgesloten in verband met de hevige sneeuwval.

De Tour de France is in totaal vijf keer over deze pas gepasseerd, de 2469 meter hoge berg werd voor het laatste beklommen in de Tour van 2009. Als je deze klim zelf wilt beklimmen neem daar dan ruim de tijd voor, want de klim is ruim 40 kilometer lang! Er rijden (met name in het weekend) veel Italiaanse motoren die de pas gebruiken als circuit, waardoor er veel gevaarlijke situaties ontstaan. Het beste kun je deze pas dus doordeweeks beklimmen. Wat de beklimming uniek maakt is dat je de mogelijkheid heb om te fietsen door de bekende sneeuwmuren.

Col de la Bonette


De Col de la Bonette, met een hoogte van 2802 meter, is niet alleen het hoogste punt in de Franse Alpen dat per fiets te beklimmen is, maar ook het hoogste punt in heel Europa bereikbaar per fiets. Het staat bekend als het hoogste punt dat de Tour de France ooit heeft bereikt, waarbij de ronde in totaal vier keer deze col heeft opgenomen. Een van de meest dramatische momenten op de Bonette was tijdens de Tour van 2008, toen de Zuid-Afrikaanse renner Jon-Lee Augustyn als eerste de top bereikte. Echter, in de daaropvolgende afdaling miste hij een bocht en gleed tientallen meters naar beneden in een ravijn. Ondanks deze tegenslag klom hij terug op zijn fiets, maar de kans op een etappeoverwinning was verkeken. Deze etappes over de Bonette zijn beroemd vanwege hun zware klim en spectaculaire landschappen, en blijven een symbool van uitdaging en doorzettingsvermogen in de wielersport.

Col du Glandon

De Col du Glandon is 13 keer opgenomen in het parcours van de Tour de France. Éénmaal was een Nederlander als eerste boven op de top, Steven Rooks passerde in de etappe van Morzine naar Alpe d’Huez in 1988 als eerste de top. Hij wist daarna ook de etappe te winnen. De laatste keer dat de Tour de France over de Glandon ging was in 2013, tijdens een etappe die eindigde op Le Grand-Bornand. Rui Costa wist die etappe op zijn naam te schrijven.

De Col du Glandon is vanaf twee kanten te beklimmen, namelijk vanuit Allemond (zuidkant) en Saint-Étienne-de-Cuines (noordkant). Wanneer je de oostzijde van de Col de la Croix-de-Fer vanuit Saint-Jean-de-Maurienne beklimt, dan kan je na een korte afdaling van 2,5 kilometer aan de rechterzijde de top van de Col du Glandon bereiken. De weg over de Glandon is geopend in 1898 en is over het algemeen slechts toegankelijk van juni tot oktober.

Col du Soulor

De Col du Soulor vormt in de Tour de France vaak een koppeltje met de Col d’Aubisque. De combinatie van deze twee beklimmingen, die direct op elkaar volgen, maakt een etappe extra zwaar. Hierdoor worden de etappes over de Soulor vaak de Koninginnenrit . Slechts één keer was er geen strijdtoneel op de flanken van de Soulor. In 1995 overleed Fabio Casartelli tijdens de afdaling van de Col de Portet-d’Aspet. De dag erna werd de Soulor geneutraliseerd beklommen. De tour wacht op niemand, maar heeft toch wel respect voor de deelnemers. Met een asterisk dt het de dag ervoor wel uit de hand liep. Fransen gonna be French.

La Ruchère-en-Chartreuse

Deze beklimming is niet zwaar, legendarisch en bevat eigenlijk niet eens een goed verhaal. De beklimming is één keer gedaan in de Tour de France van 1984. Het enige feitje dat deze beklimming interessant maakt voor deze lijst is dat het allerlaagste berg is die gewaardeerd is in de buitencategorie. De col is 1407 meter ‘laag’, maar heeft de buitencategorie gekregen omdat de beklimming was opgenomen als individuele klimtijdrit. De klimtijdrit werd gewonnen door Laurent Fignon, die hier de basis legde voor de eindoverwinning in Parijs. Helaas is deze beklimming niet mogelijk voor de gewone wielrenner

Col de l’Iseran

De Col de l’Iseran is met zijn 2770 m de hoogste verharde bergpas van de Alpen. De Cime de la Bonette is met 2802 meter wel 32 meter hoger, maar dat betreft geen pas. Als we het hebben over de hoogste bergpas die de Tour de Frans kan beklimmen is de Col d’Iseran de ideale uitsmijter van dit rijtje. De Col is genoemd naar het gebied l’Iseran, dat op zijn beurt naar de rivier de Isère genoemd is. Die rivier ontspringt beneden aan deze col in Val-d’Isère. De allereerste klimtijdrit van de Tour de France werd in 1939 gehouden op de flanken van de Col d’Iseran. De start was in Bonneval-sur-Arc en eindigde in Bourg-Saint-Maurice, deze tijdrit werd gewonnen door de Belg Sylvere Maes.

Deze col is heel erg lang, bijna 40 kilometer. Net zoals vele andere hoge cols. Met eenmaximaal stijgingspercentage van 8.6% komt het gemiddeld uit op 4.3%. Let wel even op: deze col ligt echt hoog, dus in de winter is deze vaak afgesloten (en ijskoud).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

nl_NL