Als jong jongetje zat ik uren achteraan aan de buis gekluisterd. Het waren de jaren ’90. Klinkende namen als Indurain, Chiapucci, Virenque, Armstrong, Ullrich en natuurlijk Pantani. De tijd dat bergetappes nog ruim zeven uur konden duren. Toen wapperende shirts, onooglijke brillen en het fietsen zonder helm nog in was. Toentertijd kon ik de namen wel dromen. Iseran, Glandon, Galibier, Croix-de-Fer. Stuk voor stuk alpencols die mij direct weer doen wegdromen. Het geel van Credit Lyonais en Mavic. Fiat in geblokte letters op de weg. Het herkenbare geluid van Mart Smeets en Jean Nelissen. Dat was de Tour de France in de ’90s. Een van de klinkende namen in het rijtje bergencols was de Col de Joux-Plane. Een klassieker, met een uitroepteken. Want altijd van de zuidkant beklommen en eigenlijk altijd met finish in Morzine. Ik neem je mee over de flanken van deze machtige klim in de regio Savoie-Mont-Blanc

Tekst en foto’s: Sander Kolsloot

Lees ook:

Virenque le vainquer

Als er één renner was, voor wie ik de televisie aanzette, dan was het Richard Virenque. De roemruchte kopman van de Festina formatie die bij hoog en bij laag beweerde op stokbrood met brie te hebben gefietst. Tot ie dat niet meer kon volhouden. Virenque en de bollentrui , de beste klimmer in de tour, zijn voor mij één. Toen hij in 2000 als eerste boven kwam op de Joux Plane, samen met Roberto Heras, reed hij echter in een gewoon tenue van Team Polti. De Col de Joux-Plane was misschien wel de ideale klim voor Virenque. Hij kon zwaardere klimmers als Armstrong en Ullrich lossen op de gedeeltes boven de tien procent.Het stuk tussen zes en vijf kilometer voor de top komt gemiddeld boven de tien procent uit. Genieten. Ik kan de beelden net niet meer terughalen, maar ik zie Richard zo maar een ‘betalen’ gebaar maken naar Heras op de top. Hoe die uiteindelijk won? Heras miste de bocht, vast niet vanwege een ‘behulpzame’ Franse signaleur.

Flying Floyd Landis

Eenieder die in 2006 een televisie had en de Tour keek, heeft er een keertje tegenaan geslagen. Zeker op 20 juli 2006, toen Floyd Landis met meer dan 100 kilometer te gaan vertrok voor een eenzame vlucht. Een rit die gedoemd leek te zijn. Een zware etappe, die eindigde in Morzine en dus onvermijdelijk de Joux-Plane in het parcours had. Landis trapte door, met een bidon steevast in zijn hand. De pijnlijke Joux-Plane, met ruim tien kilometer aan 8,5 procent, leek toen meer op een opwarmingsklimmetje. De handen gingen triomfantelijk in de lucht na de afdaling richting Morzine. Zou Floyd ook van het prachtige uitzicht hebben genoten? Het uitzicht over de vallei, over Samoëns? Ik denk het niet. Hij was in the zone. Maar zoals een andere Amerikaan terecht zou opmerken: ‘not normal’.

Pantani. E basta

In 1997 maakt Team Telekom van ‘Der Jan’ de dienst uit in de Tour de France. De Telekom trein rijdt een strak tempo omhoog op de laatste beklimming. Ongeveer halverwege, net voordat het heel steil wordt, gaat ‘il Elefantino’ vliegen. Dansend op de pedalen, in het karakteristieke blauw-geel van Mercatone Uno, komt de kale schedel van Pantani naar voren. Niemand die hem kan volgen. De soepele tred van Pantani in schril contrast met het stoempende lijf van Ullrich. Il Diavolo, zoals Pantani ook wel werd genoemd, werd op de flanken van de Joux Plane ook achterna gezeten door Didi der Teufel. Kan het passender? Eenmaal boven passeert hij een hutje, wat er nog steeds staat en duikt hij naar beneden. De paar korte haren in de wind. Eerst nog een lichte afdaling, dan nog even omhoog en vervolgens zeven kilometer heerlijk dalen. De laatste twee kilometer tot Morzine zijn wel echt steil. Boven de tien procent, voor Pantani geen probleem. In het stadje, het zegegebaar. E basta.

Lees ook: Fietsen in Emilia-Romagna: In het spoor van Pantani

Over de Col de Joux-Plane

Waar de naam Joux-Plane precies vandaan komt is mij nog even een raadsel. Verderop vind je ook de Joux-Verte, maar ik heb geen Joux Noire, Joux Bleu of vergelijkbaar gevonden. Misschien moet ik nog wat beter zoeken. De klim heeft eigenlijk maar één kant. Dat is de klim vanuit Samoëns. In het dorp vind je de bordjes met ‘Col de Joux-Plane’. Als je die volgt draai je zo de beklimming op. Die begint best prima. De eerste drie kilometer blijf je eigenlijk onder de 10% en heb je een leuk uitzicht over het dal en kun je verder richting het westen kijken. Met een beetje fantasie zie je het meer van Génève. Na vier kilometer gaat het steiler worden en kom je de eerste haarspeldbocht tegen. Het is een zware klim maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Passo Giau of een Stelvio heb je nooit het gevoel dat je helemaal kapot gaat.

Vergezichten en een rechte lijn omhoog

Na de eerste vier kilometers krijg je een mooi stuk met haarspeldbochten voorgeschoteld, ook wel het teken dat je steil omhoog gaat. Het uitzicht op de vallei rondom Samoëns en het tegenoverliggende Plateau des Saix is waanzinnig. Op een stralende dag is dit genieten, maar dan is vroeg vertrekken wel het devies. Met nog drie kilometer te gaan is de weg een bijna rechte lijn omhoog. Je ziet de top, alhoewel de top geen klassieke piek heeft. Je rijdt in een soort kom, alsof er eerder een bergmeer heeft gelegen. Dan rijd je langs het eerder genoemde hutje, waar je in de zomer wel een kop koffie kunt krijgen en dan rol je naar beneden. Een fantastische beklimming met zoveel verhalen dat je er een boek over kunt schrijven. Dat laat ik echter aan andere familieleden over.

Tips en de route

De regio Savoie-Mont-Blanc heeft heel veel te bieden voor de enthousiaste racefietser. Als je de dag goed wilt beginnen, voordat je de klim op gaat, dan is een lekkere kop koffie geen overbodige luxe. Bij Le Café du Giffre weten ze hoe ze dat moeten doen. Geen slappe bak, maar echt lekkere koffie. Als we het toch over koffie hebben: Na de beklimming kun je in Morzine terecht bij Satellite Coffee. Gerund door een Engels paar, zul je hier echt geen spijt hebben van een stop. Daar is geen woord Frans bij.

Als je in de bergen gaat fietsen is het sowieso goed om het weer in de gaten te houden. Het kan ineens omslaan. Wij vertrokken zelf in de zon om later een buitje op ons dak te krijgen. De temperatuur daalde daardoor ook flink, waardoor mouwstukken en een busti windjack geen overbodige luxe waren.

Eenmaal terug in Samoëns heb je genoeg tijd om het stadje door te rijden en even ergens een hapje of drankje te nemen. Wij verbleven in het prachtige Hotel Neige et Roc. De Spa van dit hotel zou je iedereen kunnen aanraden. Helaas is de SPA alleen voor hotelgasten. Boeken dus.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

nl_NL